Op het buurtfeest van Hoofdstad Weesp werden zonder uitleg blauwe en groene petjes uitgedeeld. Vervolgens moesten de petjesdragers na een tijdje een enquête invullen waarbij gevraagd werd om fictief geld te verdelen onder de blauwe en groene petjesdragers. Wat bleek? De meeste petjesdragers bevoordeelden de eigen kleur.
Het petjesexperiment laat zien dat de groepen waar we lid van zijn, zelfs als die heel erg onbelangrijk voor ons zijn, effect hebben op hoe we ons gedragen: We bevoordelen andere mensen, alleen omdat ze een petje van dezelfde kleur dragen als wij. Dit komt doordat mensen hun zelfwaardering proberen te verhogen of te bevestigen door middel van hun groepslidmaatschap.

De groepen waar we in het alledaagse leven lid van zijn, zijn vaak heel verschillend van die in het 'petjesexperiment'. Veel groepen zijn juist wel heel belangrijk voor ons. Denk maar aan je familie, of je vrienden. En soms zijn we tegen wil en dank lid van groepen die niet goed zijn voor onze zelfwaardering. Een mooi voorbeeld van wat er dan kan gebeuren is te vinden in het proces van eenwording van Oost- en West-Duitsland, de DDR en de BRD.

De val van de Berlijnse muur en de daarop volgende eenwording van de DDR en de BRD werden bejubeld als een historische gebeurtenis en het begin van het einde van het communisme in de wereld. 'Die Wende' zou van de twee Duitslanden die veertig jaar gescheiden waren weer één land maken. De hooggespannen verwachtingen bleken echter niet zonder meer te kunnen worden waargemaakt. Het politieke besluit om van Duitsland één land te maken creëerde eigenlijk twee soorten burgers: de oorspronkelijke inwoners van de BRD waren rijk, gewend aan een westerse leefstijl en het functioneren in een vrije-markteconomie. De inwoners van de vroegere DDR waren relatief arm; de werkloosheid was in dit deel van Duitsland vele malen hoger dan in de vroegere BRD. Zaken waarop de DDR vroeger trots was, zoals de infrastructuur voor het leveren van topsportprestaties, werden afgebroken. De Oost-Duitsers zagen zichzelf eigenlijk als derderangsburgers: eerst komen de West-Duitsers, dan de allochtonen en ten slotte de Oost-Duitsers.

Psychologen hebben laten zien dat Oost-Duitsers twee typen strategieën hanteren om hun groepsgebaseerde zelfwaardering te verhogen: Allereerst sociale-mobiliteitsstrategieën, zoals 'lid' proberen te worden van de andere groep. Dit betekent dus bijvoorbeeld dat Oost-Duitsers een baan gaan zoeken en een leven opbouwen in West-Duitsland. Het tweede type betreft sociale veranderingsstrategieën, zoals proberen de welvaart gelijk te laten verdelen over voormalig Oost- en West-Duitsland. De keuze voor een type strategie is vooral afhankelijk van de mate waarin men zich identificeert met de 'groep' Oost-Duitsers. Als men zich zwak identificeert met deze groep gebruikt men vooral sociale mobiliteitsstrategieën. Als men zich sterk identificeert met deze groep zoekt men vooral sociale veranderingsstrategieën.