Als men menig bioscoopfilm en hypnoseshow mag geloven, is het relatief eenvoudig om via hypnose mensen de vreemdste zaken te laten doen. Is dat wel zo? Is het überhaupt wel mogelijk om mensen te beïnvloeden via hypnose?
Een Duitse astronoom en arts, Franz Anton Mesmer (1734-1815), onderzocht rond 1775 een vreemde bewustzijnstoestand waarbij mensen in hoge mate ontvankelijk waren voor suggesties. Wanneer mensen in deze toestand een instructie of taak kregen, dan voerden ze dat uit, ook al waren dat zaken die ze normaal niet zo snel zouden doen. Mesmer omschreef dit fenomeen als dierlijk magnetisme en de techniek werd toen mesmerisme genoemd. De huidige term is hypnose. Hypnose is afgeleid van Hypnos, de Griekse god van de slaap. De term zelf werd ingevoerd door de Schot James Braid (1795-1860). Hij was een arts die hypnose gebruikte om zijn patiënten mee te verdoven bij operaties. De arts Jean-Martin Charcot (1825-1893) past de hypnose toe binnen de psychiatrische praktijk van het 19e eeuwse Parijs, als middel om mensen van hysterische klachten af te helpen. Vandaag de dag wordt hypnose, naast vermaak in een theater, gebruikt als therapie, de zogenaamde hypnotherapie, om bijvoorbeeld mensen te helpen om te gaan met (lichamelijke) spanningen en stress of om psychische problemen op te lossen.

Hypnose

Hypnose begint met een inductiefase waarbij iemand onder hypnose gaat en op een bepaald moment open staat voor suggesties. Aan hypnose is niets geheimzinnigs. Hypnotiseershows wekken de indruk dat de kracht van hypnose bij de hypnotiseur berust. Maar de werkelijke ster is de persoon die gehypnotiseerd wordt. De hypnotiseur is alleen maar een soort ervaren gids. Sommige mensen kunnen zelfs zichzelf onder hypnose brengen (zelfhypnose). De belangrijkste factor die bepaalt of een persoon onder hypnose gebracht kan worden, is zijn of haar gevoeligheid voor suggestie, de hypnotiseerbaarheid. Hypnose werkt namelijk niet bij iedereen. Ongeveer 5 à 10 procent van de bevolking is er niet gevoelig voor, terwijl rond de 15 procent heel gemakkelijk te hypnotiseren is. Hypnotiseerbaarheid kan worden gemeten aan de hand van een schaal die uit verschillende suggesties bestaat (bijvoorbeeld de Stanford Hypnotic Suggestibility Scale, afgekort SHSS).
Hypnotiseerbaarheid heeft niks te maken met goedgelovigheid, psychische stoornissen, fantasie of intelligentie. Wel zijn mensen die graag dagdromen, lezen en luisteren naar muziek vaak gevoeliger. Verder is aanleg enigszins erfelijk en blijft de SHSS-score praktisch gelijk gedurende iemands leven.

Hypnose is een bewustzijnstoestand die wordt gekenmerkt door diepe ontspanning, verhoogde beïnvloedbaarheid en intense aandacht. Uit onderzoek naar hypnose in relatie tot hersenactiviteit, blijkt dat er bij hypnose in elk geval geen sprake is van slaap. Echter, iemand kan nooit tegen zijn wil in worden gehypnotiseerd. Als bepaalde suggesties of instructies principieel voor de persoon onder hypnose onaanvaardbaar zijn, dan komt hij/zij spontaan terug uit hypnose. De persoon onder hypnose blijft zich volledig bewust van wat er gezegd en gedaan wordt.
Hypnose werkt via suggestie. Dat houdt in dat de persoon onder hypnose een suggestie krijgt. Bijvoorbeeld een bepaalde taak. Het kan zijn dat de taak pas hoeft te worden uitgevoerd nadat die persoon niet meer onder hypnose is. Dan spreekt men over posthypnotische suggestie. Bijvoorbeeld. Elke keer dat u een koekje gaat pakken voelt u zich misselijk worden. Het effect kan zijn dat die persoon dan minder vaak een koekje gaat eten.

Praktische toepassingen van hypnose

Naast een leuke theatervoorstelling, heeft hypnose ook nog praktisch nut. Uit onderzoek blijkt dat namelijk hypnose verschillende psychische en lichamelijke functies kan beïnvloeden Waardoor het een interessant middel wordt voor allerlei therapeutische toepassingen. Eén van de sterkste effecten van hypnose, is het feit dat hypnose de pijngevoeligheid kan verminderen

In sommige gevallen is zelfs aangetoond dat proefpersonen onder hypnose behandelingen kunnen ondergaan die zonder verdoving verschrikkelijke pijnen zouden veroorzaken. Voor sommige, zeer hypnotiseerbare mensen werkt hypnose zelfs beter dan een conventionele verdoving. Zo blijkt uit een onderzoek dat bepaalde personen die intense pijn lijden meer baat hebben bij hypnose dan bij aspirine, valium of zelfs morfine.

Hypnose wordt soms gebruikt in politiezaken om te proberen meer en betrouwbaarder herinneringen van een getuige te verkrijgen. Er zijn immers gevallen bekend waarin een getuige van een misdaad die reeds meerdere malen verhoord was, onder hypnose een nieuw element vermeldde, dat hielp om de misdaad op te lossen. Met hypnose kun je geen anders vergeten herinneringen ophalen, zoals je nog wel eens in films ziet. Wanneer dit wel gebeurt, is het een valse herinnering die je door de hypnotiseur is aangepraat. Onze hersenen maken onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid door onder meer te kijken naar de inspanning die nodig is om je het voor de geest te halen. Omdat fantasie zoveel werk is, weten we dat het nep is. Maar onder hypnose kost het juist heel weinig moeite om dingen te bedenken, waardoor de gehypnotiseerde stellig ervan overtuigd kan zijn dat het echt is.

Conclusie

Is het mogelijk om iemand te beïnvloeden via hypnose? Ja, mits die persoon te hypnotiseren is en de opdracht binnen de waarden en normen valt van die persoon.

Wim Waterink
Open Universiteit Nederland
Faculteit Psychologie

Literatuur

Brysbaert, M. (2006). Psychologie. Gent Academia Press.
Callahan, J. (1997). Hypnosis: trick or treatment? Health, 11, 52-55.
Finer, B. (1980). Hypnosis and anaesthesia. In: G.D. Buurows & L. Donnerstein (Eds.), Handbook of hypnosis and psychosomatixc medicine. Amsterdam: Elsevier/North Holland Biomedical Press.
Hilgard, E.R. (1965). Hypnotic susceptibility . New York: Harcourt Brace Jovanovich.
Hilgard, E.R. (1968). The experience of hypnosis . New York: Harcourt Brace Jovanovich.
Miller, M.E. & Bowers. K.S. (1993). Hypnotic analgesia: dissociated experience of dissociated control? Journal of Abnormal Psychology, 102 , 29-38.
Orne, M.T. (1980). Hypnotic control of pain: towards a clarification of the different psychological process involved. In: J.J. Bonica (Ed.) Pain , 155-172. New York: Raven Press.
Patterson, D.R. & Jensen, M.P. (2003). Hypnosis and clinical pain. Psychological Bulletin, 129, 495-521.
Stern, J.A., Brown, M., Ulett, G.A. & Sletten, I. (1997). A comparison of hypnosis, acupuncture, morphine, valium, aspirin and placebo in the management of experimentally used pain. Annals of New York Academy of Sciences, 296, 175-193