Het spiegelglas

Er leefde eens heel lang geleden
een boertje werkzaam en tevreden.
Veel weelde was hij niet gewend
een spiegel had hij nooit gekend. Spiegel

Eens toen hij aan het spitten was
vond hij een stukje spiegelglas.
Hij nam ’t in zijn vereelde hand
’t zat onder ’t vuil en onder ’t zand.
Hij veegde ’t aan zijn broekspijp af
en keek er in, en stond toen paf.
“Mijn vader” zei hij, “sapperloot
die is al vele jaren dood.”
“Mijn vader, och, die goeie man!!
hij is het en hij kijkt me aan.”

Hoofdschuddend stak hij ’t in z’n zak
bekeek het thuis op zijn gemak.
En hij begon te overleggen
wat zijn vrouw ervan zou zeggen.
Ze was wat bazig, zijn Katrien
zou er om lachen wel misschien.
En omdat hij daar zo bang voor was
verborg hij ’t onder zijn matras.

Maar telkens ging hij er weer heen
“Mijn vader”, zei hij dan tevrén.
Dat wekte argwaan bij z’n vrouw
die het hare er van weten wou.
En zodra hij weer de deur uit was
toen zocht en vond zij ’t spiegelglas.
“Wat moet hij daarmee”, peinsde zij
“er moet iets niet in orde zijn.”
Zo wantrouwde zij haar goede Hein…
Ze keerde ’t om en keek
en raakte toen geheel van streek.
“Daar heb je ’t nou ik dacht het wel,
er is een andere vrouw in ’t spel.”
“Mijn man, hij heeft geen hart in ’t lijf
hoe houdt hij van zo’n lelijk wijf!!”

Ja ja hoe kan het toch verkeren
‘k zal straks mijn Hein eens mores leren
en toen Hein moe van `t werken
thuis het innerlijke wilde gaan versterken
vond hij Katrien in alle staten
die een hartig woordje met hem wilde praten

Hein hoorde haar bezwaren aan
en haalde ’t spiegeltje onder ’t matras vandaan
en toen hij haar zijn vader wilde laten zien
zagen zij zijn vader met een andere Katrien!
Kijk, moeder lijkt precies op jou
vandaar da’k zo veel van je houd

Katrien die was heel sprakeloos
en was op Hein toen niet meer boos
samen halen zij nu ’t kleine stukje glas
vaak vanonder het matras
om aan Hein zijn ouders te vragen
waarom zij steeds hun kleren dragen.

Auteur onbekend

Gepubliceerd op
Gecategoriseerd als Gedichten